Donderdag 20 juni haal ik Jan op in Groningen. Weet je wat? Ik neem mijn fiets mee: doe ik meteen een rondje Oost-Groningen, altijd mooier dan je denkt, nietwaar, Diederik? 

Op vrijdag stappen we in Coevorden in de auto naar Groesbeek. Geen problemen onderweg. Hoewel? We rijden een doodlopende zandweg in, waar de TomTom “bestemming bereikt” zegt. Niets wijst op een groepsaccommodatie. We keren om – lastig genoeg op zo’n smalle weg – en rijden naar Groesbeek-centrum. Gelukkig wijzen bordjes “De Cantecleer” ons weldra de weg. 

De Cantecleer? Ik moet denken aan de markies de Cantecleer, een haan van vergane adel in de verhalen van Tom Poes en Ollie B. Bommel. Hij zegt graag “parbleu” en vindt Heer Bommel maar een parvenu. Er is nog een haan van die naam. In het Middeleeuwse dierverhaal “Van den Vos Reinaerde” komt ook een haan voor die Cantecleer heet, wat “de helder zingende” betekent. Natuurlijk, een haan! 

Die vrijdagmiddag valt er wat regen “van noem mij desnoods geen regen” (Hans Andreus). Toch – of dus? – begeven we ons op weg. Vandaag is het een bergetappe. Noem het een berg-en-daletappe, want die heuvels ten oosten van Nijmegen zijn ons doel. We komen fraaie namen tegen: “Heilig Landstichting” bijvoorbeeld, en natuurlijk de Zeven Heuvelen. Stevige hellingen: soms zie ik 14 % op mijn teller. Ik raak natuurlijk achter, maar houd zicht op een paar andere “klimgeiten”. Intussen wordt het niet droger, beter: de wegen worden natter, en dus ook de fietsen. We besluiten de rit in te korten tot zo’n 35 km, pittig genoeg, met 425 hoogtemeters. Daarvoor moet je rondom Uelsen 80 km fietsen. Morgen moet een mooie dag worden. 

Avondeten: goed verzorgd, en genoeg keus. 

Zaterdag de langste rit. En de mooiste. Deze keer is de groep in tweeën gedeeld. Verstandig, al was het maar om dat beeld van “asociale rotwielrenners” enigszins te voorkomen. We kronkelen dik 100 km lang langs en over de Maas, en vaak gaat het over fietspaden, waar je nu eenmaal rekening dient te houden met andere fietsers. Tweemaal stappen we op een pontje. Bij Haps – wat een naam! – blijkt de weg opgebroken en raken sommigen elkaar even kwijt. Gelukkig wachten Eef en Niels op deze zwerver en kan de tocht rustig verder. Het weer blijft goed, en we komen met de wind in de rug in De Cantecleer, waar de barbecue op ons wacht. En natuurlijk het Nederlands elftal, dat Frankrijk op 0-0 weet te houden. Klein puntje van kritiek op De Cantecleer: de tv-kamer is te klein voor een groepsaccommodatie. 

De laatste rit voert naar het noordoosten, vooral door het rivierengebied van Rijn, Waal en Gelderse IJssel. Om daar te komen moeten we wel nog eens flink klimmen: alweer een van die zeven heuvelen! 

Het is behoorlijk druk op de smalle weggetjes over de dijk. De tocht voert via Leuth – weer zo’n prachtnaam - naar Millingen aan de Rijn, waar Eef geboren is. We komen langs de Ooijpolder en bewonderen enkele ooievaarsnesten. Schrijver dezes heeft nog meegemaakt dat ooievaars uitgestorven leken! Natuurlijk stappen we voor de zoveelste keer op een pont. Via Gendt, Lent en de Waalbrug – de brug waar Japi niet vanaf sprong, maar stapte - komen we weer in Nijmegen, waar de weg waarachtig weer stevig omhoog voert, voordat we in Groesbeek zijn. 

Dank Christa en Roelienke voor de verzorging van zo’n helderzingend weekeinde. En Henk en Eef, dank voor de schitterende routes. Alle anderen: dank voor jullie gezellige gezelschap! 

Tekst: Johan Schipper